KORTE HISTORIE

JAN FRANS VONCK
(Vonckisten)

Johannes Franciscus Vonck (Baardegem, 29 november 1743 - Rijsel, 1 december 1792) was jurist en een van de leiders van de Brabantse Omwenteling in 1789-1790. Uit deze omwenteling ontstonden in januari 1790 de Verenigde Nederlandse Staten. Vonck leidde de factie van de Vonckisten. Deze lieten zich inspireren door de Franse Revolutie en bepleitten de afschaffing van het op privileges gebaseerde feodale bestuur ten gunste van een centralistischer bestuur.
Jeugd

Jan Frans Vonck was zoon van een welgesteld boerenechtpaar, Jan Vonck en Elisabeth van Nuffel. Hij had een broer die later priester werd, Benedictus Hieronymus, en drie zusters: Maria Anna Josepha, Anna Margaretha en Maria Theresia.
Zijn humaniora volgde Vonck bij de Jezuïeten in Brussel. Daarna ging hij naar het gymnasium in Geel. Vanaf 24 januari 1763 studeerde hij rechten in Leuven, aan het college "De Valk". Na zijn afstuderen werd hij een succesvolle advocaat.

Brabantse Omwenteling

Vanaf einde 1787-begin 1788 verzamelde hij regelmatig - meestal bij hem thuis - een groep advocaten, waaronder Pieter Emmanuel de Lausnay, Jan-Baptist Verlooy, Martinus J.F. De Brouwer en Willem Willems. Er is weinig twijfel aan dat zij in het Nederlands vergaderden. In het voorjaar van 1789 werd hij lid van Verlooy's geheim genootschap "Pro aris et focis" (vrij vertaald "voor outer en heerd"), waarin een opstand tegen de keizer werd voorbereid. Pro Aris et Focis verspreidde een vlugschrift van Verlooy. De Brusselse balie heeft overigens over het algemeen een grote rol gespeeld in de Brabantse omwenteling van 1789.
Vonck verzocht Pieter Emmanuel de Lausnay om contact te zoeken met kolonel (later generaal) generaal Jan Andries Vander Mersch om hem te overtuigen mee te werken; de Lausnay contacteerde deze via de Gentse advocaat Jan Jozef Raepsaet. Dit leidde tot de bekende ontmoeting tussen Vonck en Vander Mersch in de pastorij van Bekkerzeel op 30 oogst 1789. Het is onder leiding van Vander Mersch dat de Brabantse opstandelingen de Oostenrijkers versloegen bij Turnhout op 27 oktober 1789.
In de Brabantse Omwenteling werkte Vonck oorspronkelijk samen met Hendrik van der Noot en diens partij van de Statisten. In de loop van de omwenteling werd Hendrik van der Noot de tegenspeler van Jan Frans Vonck, omdat Van der Noot streefde naar het herstel van de oude priviliges zoals de Blijde Inkomst.
Vonck daarentegen streefde onder invloed van de ontwikkelingen in Frankrijk naar minder privileges. Hij pleitte voor meer democratie en een scheiding tussen de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht.
Zijn ideeën beschreef Vonck in de in januari 1790 verschenen Considérations impartiales sur l'état actuel du Brabant. Vonck wilde wel hervormingen, maar dan binnen de bestaande structuren, dus niet met een Assemblée Nationale zoals die was ingesteld bij de Franse Revolutie. De vertegenwoordiging van de drie standen in de Statenvergadering, geestelijkheid, adel en burgerij, wilde Vonck uitbreiden. De geestelijkheid moest worden uitgebreid met seculiere vertegenwoordigers, en de adel moest ook worden uitgebreid. De vertegenwoordiging van derde stand, de burgerij, die bestond uit patriciërs, moest volgens Vonck worden uitgebreid met de hogere middenklasse.
Van der Noot wilde de voorrechten van de adel en de Kerk onverminderd bewaren. Hij beschouwde Vonck als een gevaar en begon hem, net zoals zijn andere tegenstanders te vervolgen. Het huis van Vonck werd geplunderd. Op 17 maart 1790 moest Vonck in Brussel onderduiken. Samen met enkele medestanders vertrok Vonck naar Frankrijk, waar hij uiteindelijk in Rijsel aankwamen. Vonck had inmiddels een paspoort onder de naam Van Nuffel, de naam van zijn moeder. In Rijsel vertaalde hij zijn Considerations in Onzeydige Aenmerkingen over den tegenwoordige gesteltenis van Brabant. Hij voegde er een Kort Historisch verhael tot inleyding uytgegeveen door den advocaat Vonck aan toe. Kort daarna overleed hij.

De Muts van Vonck

Vonck werd begraven in zijn geboortedorp Baardegem bij Aalst, waar men veel later toevallig zijn graf terugvond. In 1923 stootte de grafmaker er tijdens graafwerken op een loden kist. In die kist vond men het skelet van Vonck, een pruik en een vrij goed bewaarde slaapmuts. Die muts wordt nu zorgvuldig in het gemeente-archief voor het nageslacht bewaard en op zijn graf staat sindsdien een monument.
Bij testament deed hij onder meer schenkingen aan de armen van de gemeente en gaf hij opdracht tot stichting van een studiebeurs, die nog steeds bestaat en wordt beheerd door de provincie Oost-Vlaanderen.
Zijn aanhanger en boezemvriend Jan Baptist Chrysostomus Verlooy (1747-'97), eveneens advocaat te Brussel, schreef in 1788 een Verhandeling op d'onacht der moederlycke tael, het eerste levensteken van de Vlaamse Beweging: een pleidooi voor de taal, maar ook voor vrijheid en democratie.
Hij eindigde in 2005 op nr. 169 in de Vlaamse versie van De Grootste Belg.






•••

BRABANTSE OMWENTELING

De Brabantse Revolutie of Brabantse Omwenteling was een opstand van de Zuidelijke Nederlanden in 1789 en 1790 tegen het Oostenrijkse gezag van keizer Jozef II. Hij begon in het gewest Brabant met de Slag bij Turnhout, maar breidde zich al heel snel uit over Vlaanderen, en nadien ook -zij het iets lauwer- in Henegouwen, Namen en het oude Limburg.

Deze opstand leidde tot het kortstondig bestaan van een republiek, de Verenigde Nederlandse Staten, onder leiding van Hendrik van der Noot.

Keizerlijke staatsgreep

De Vrede van Utrecht, die in 1713 het Oostenrijkse gezag over de zuidelijke Nederlandse provincies vestigde, bepaalde dat de vorst alle charters zou respecteren. In weerwil daarvan wilde Jozef II, na de dood van zijn moeder, de Oostenrijkse Nederlanden snel uniformiseren en centraliseren. Op 1 januari 1787 vaardigde hij een aantal edicten uit die het bestuurlijk en gerechtelijk apparaat volledig hervormden en de staatsmacht versterkten.
De zelfstandige Nederlandse provinciën zouden worden vervangen door 9 kreitsen en 35 districten. Ook alle verschillende rechtbanken zouden worden vervangen door een eenvormig juridisch stelsel (met een Nederlandstalig beroepshof in Brussel en een Frans- en Duitstalig in Luxemburg). De Staten van Henegouwen en Brabant reageerden het felst door goedkeuring van belastingen te weigeren. De landvoogden zwichtten en schortten in mei 1787 de invoering van de edicten op, maar de keizer wilde volharden in zijn plannen. Brabant en Henegouwen volhardden eveneens in hun verzet tegen de belastingen, ten gevolge daarvan verklaarde de keizer op 7 januari 1789 niet meer gebonden te zijn door hun charters (voor Henegouwen een gewoonterecht, voor Brabant een geschreven charter, de Blijde Inkomst).

Opstand en ineenstorting van het regeringsleger

Nu vonden de behoudsgezinde reacties op de hervormingen van de keizer, die vooral leefden bij de geestelijkheid en het volk, en democratische opvattingen, die vooral ingang vonden bij de nieuwe burgerij, elkaar. Het herstel van de oude grondwet van Brabant bood de partijen een gemeenschappelijk doel. In mei 1789 werd het geheime genootschap Pro aris et focis (voor outer en heerd) opgericht. Van der Noot verzamelde een legertje in Staats-Brabant. Onder leiding van generaal Vander Mersch trok dat Keizers-Brabant binnen. In de eerste veroverde (of bevrijde) gemeente, Hoogstraten, publiceerde Van der Noot op 24 oktober 1789 zijn Manifest van het Brabantse Volk. De opstandelingen namen Turnhout in, waar de inwoners zelf een tegenaanval van het keizerlijke leger afsloegen in de Slag bij Turnhout (1789). Daarop volgde de belegering van andere strategische steden.

Op 13 november namen opstandige troepen bij verrassing Gent in enkele dagen later volgden Tienen en Diest. Op 17 november verlieten de landvoogden Brussel, samen met Oostenrijkse overheden en ambtenaren. De veelal in het land zelf gerekruteerde soldaten deserteerden massaal uit het regeringsleger. De keizer deed nog een verzoeningspoging door de Henegouwse en Brabantse charters te herstellen. Op 10 december kwamen de bevolking van Brussel en de boeren van de omliggende gemeenten in opstand. De restanten van het leger trokken zich terug op de citadels van Luxemburg en Antwerpen. Het garnizoen van Antwerpen gaf zich over op 29 maart van het volgende jaar.

Verenigde Nederlandse Staten

Op 18 december deed het Comité van Breda zijn intrede in het met de Brabantse driekleur bevlagde Brussel. Alle Staten, met uitzondering van die van Luxemburg, verklaarden zich onafhankelijk en verenigden zich op 11 januari 1790 in de Verenigde Nederlandse Staten. Elke provincie behield zijn soevereiniteit maar droeg de gemeenschappelijke belangen over aan het Congres, dat in feite de voortzetting van de Staten-Generaal is.

Meningsverschillen

De opstandelingen bleken het al spoedig diep met elkaar oneens. De regering was in handen van Van der Noot en de behoudsgezinden beheersten de Staten van Brabant, waarin de Brabantse steden (Brussel, Antwerpen, Leuven) een doorslaggevende rol spelen. Hun tegenstanders, de Vonckisten, vonden meer aanhang in de provincie Henegouwen en vooral in Vlaanderen. Deze laatsten willen een democratische, centrale staat en laadden de verdenking op zich een constitutionele monarchie naar Frans model te prefereren, mogelijk opnieuw onder de Oostenrijkse vorst. Van der Noot daarentegen trachtte de staten te consolideren en zocht buitenlandse steun bij Pruisen, dat sinds november 1789 troepen in het prinsbisdom Luik had en daarmee min of meer de Luikse Revolutie steunde. Van der Noot rekende ook op de Verenigde Provinciën, maar die waren niet meer de mogendheid die zij aan het begin van de eeuw nog waren. Nadat veel belastingen onder druk van het volk waren afgeschaft, bleek het ook niet gemakkelijk geld te vinden voor een behoorlijk leger.

Mislukking

Jozef II stierf op 20 februari 1790 en werd opgevolgd door de tactvolle Leopold II. Toen Pruisen de opstandelingen in de steek liet na het sluiten van de Conventie van Reichenbach (27 juli 1790) met Oostenrijk, mislukte de opstand en Oostenrijk kon zijn gezag met zachte middelen (herstel van de grondwetten, algemene amnestie) en lichte militaire druk herstellen. Dit was de Eerste Oostenrijkse Restauratie. Sommige historici (bijvoorbeeld Henri Pirenne) zagen hierin een uiting van een "Belgisch" nationaal gevoel en een voorbode van de Belgische Revolutie van 1830.


•••

HERTOGDOM BRABANT

Het Hertogdom Brabant ontstond in de praktijk in het jaar 1106 : in dat jaar werd de graaf van Leuven-Brussel markgraaf van Antwerpen en hertog van Neder-Lotharingen. Later zou de hertog van dit Lotrike zich HERTOG VAN BRABANT noemen.
In de 15e en 16e eeuw was het HERTOGDOM BRABANT overduidelijk het belangrijkste vorstendom van de Nederlanden. De haven van Antwerpen groeide uit tot wereldhaven.
In 1648 kregen de Verenigde Provincien Noord-Brabant in hun bezit: Tot op het einde van de 18e eeuw lag in de Zuidelijke Nederlanden het HERTOGDOM BRABANT met een eigen constitutie (Blijde Inkomste) en een eigen parlement (Staten van Brabant).
Na de Franse bezetting van het hertogdom Brabant omstreeks 1800 kwam het hertogdom Brabant in de vorm van de provincie Noord-Brabant, de provincie Antwerpen en de provincie Zuid-Brabant onder Nederland.
In 1830 ontstond er opnieuw een grens, dwars door het hertogdom Brabant. Tijdens het laatste decennium van de 20e eeuw werd de provincie Zuid-Brabant, die al lang provincie Brabant heette in drie stukken verdeeld: de provincie Vlaams-Brabant, het Brussels gewest en de provincie Waals-Brabant.

•••

BLIJDE INKOMST

 Blijde Inkomst

De Blijde Inkomst is een charter uit de middeleeuwse geschiedenis van de Lage Landen, dat de verhouding tussen de Hertog van Brabant en zijn onderdanen regelde. Het werd afgesloten op 3 januari 1356 door Johanna van Brabant en haar man Wenceslas.

De Blijde Inkomst beperkte de macht van de vorst (de Hertog van Brabant) door te stellen dat de hertog geen oorlog mocht voeren of belastingen mocht heffen zonder raadpleging en instemming van de steden en het gewest van Brabant. Het bevatte ook een ongehoorzaamheidsclausule die de onderdanen het recht gaf op verzet tegen de Hertog van Brabant als deze zich niet op de bepalingen van de Blijde Inkomst hield. In latere eeuwen hebben mensen zich regelmatig beroepen op de Blijde Inkomst om aan te tonen dat vorsten beperkt waren in hun macht. Met name het recht op verzet werd aangehaald. Zo werd in de Tachtigjarige Oorlog door veel opstandelingen verwezen naar de Blijde Inkomst. Een voorbeeld daarvan is dat in de Trouwe waerschouwinghe aen de goede mannen van Antwerpen (1581) wordt gesteld dat de Blijde Inkomst vaststelt dat de koning of landsheer 'slechts een dienaar van het recht, stadhouder van God, een herder van het volk, een vader van het land' was, die zijn macht ontleende aan de gewestelijke staten, die de hele gemeenschap vertegenwoordigden.

Verder bepaalde de Blijde Inkomst de ondeelbaarheid van het Brabantse grondgebied. Ook werd vastgelegd dat men Brabants burger moest zijn om in een bestuur plaats te nemen.

Al in juni 1356 werd het document genegeerd toen de successieoorlog uitbrak. Toch werd de geldigheid van het document door de opvolger van Johanna, Antoon van Bourgondië, opnieuw geactiveerd. Alle volgende vorsten, tot zelfs Jozef II in de 18e eeuw, hebben bij hun inhuldiging als hertog van Brabant de eed van trouw aan de Blijde Inkomst afgelegd.

Dit document fungeerde als een soort grondwet, die de burgers beschermde tegen de vorstelijke willekeur.

1 opmerking: